Met pek en veren werden de tegenstemmers na de Nacht van Van Thijn overladen. Het was een schande, en het was niet uit te leggen, riepen de regeringscoalities in koor. GroenLinks-senator Jos van der Lans ergerde zich groen en geel aan deze jammerklachten van de nieuwe kampioenen van de bestuurlijke vernieuwing en zette in de Volkskrant van 26 maart nog eens rustig op een rijtje waarom de deur voor minister De Graaf maar beter op slot kon blijven.

De tegenstemmers in de Nacht van Van Thijn hebben, zoals te verachten was, een storm van kritiek over zich heen gekregen. Vooral de PvdA-senatoren moeten het ontgelden. In al dat verbale geweld over oude regenten zou je bijna vergeten dat er zeer steekhoudende inhoudelijke argumenten zijn om de deur  naar de bestuurlijke vernieuwing à la Thom de Graaf op slot te houden. Ik kan niet spreken namens de PvdA-senatoren, maar laat ik mijn overwegingen en die van de GroenLinks-senatoren nog maar eens publiek maken die tot mijn tegenstem hebben geleid.
● De Graaf verbouwt de Nederlandse democratie van een veelpartijenstelsel naar een personendemocratie. Macht wordt daarmee meer en meer persoonlijk eigendom. Dat klinkt modern, maar ik heb geen hoge pet op van de democratieën in de wereld die volgens dit principe georganiseerd zijn, zoals bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Die democratieën blinken ook bepaald niet uit door een hogere betrokkenheid van de burgers bij het bestuur, tenzij men de toename van het clientelisme als zodanig wil opvatten. Dus: verpersonificering van de politiek is leuk voor de media, prachtig voor de liefhebbers van amusement en spektakel, maar of het bestuur daar zoveel beter van wordt kan op zijn minst betwijfeld worden.
● Sinds GroenLinks bestaat (15 jaar inmiddels) is de partij een hartgrondig voorstander geweest van een door de gemeenteraad gekozen burgemeester. Dat was een eenzaam geluid, want we werden uitgelachen en weggehoond door het CDA en VVD, die van geen verandering wilden weten. En de PvdA trok er ook niet hard aan. Toen D66 in het kielzog van de Fortuyn-revolte in 2003 tot dit kabinet toetrad, draaiden de partijen die altijd dwars hadden gelegen ineens 180 graden om. Niet van harte, zoals uit het laten bungelen van De Graaf de afgelopen maanden bleek, maar ze zetten een handtekening onder een hoofdlijnenakkoord, waarin een rechtstreeks gekozen burgemeester mogelijk wordt gemaakt. Dat is niet echt geloofwaardig (in hun verkiezingsprogramma’s wordt met geen woord over de gekozen burgemeester gerept), maar dat is uiteraard hun goed recht. Feit is wel dat daardoor de aanhangige grondwetswijzing ‘gevangen’ werd door het dictaat van het regeerakkoord, waar D66 haar regeringsdeelname afhankelijk van maakte. Daar is allemaal niks op tegen, maar men kan dan van oppositiepartijen toch niet in alle redelijkheid verwachten dat ze vervolgens fris en vrolijk gaan meewerken aan een ontwikkeling waarin naar hun stem nauwelijks geluisterd wordt en die ze bovendien nooit gewild hebben. .
● Sinds de laatste wetswijziging (zo’n vier jaar geleden) is het de facto zo dat de gemeenteraad zijn eigen burgemeesterkandidaat voordraagt en dat de Kroon (het kabinet, cq de minister van BiZa) benoemt. Dat is een min of meer een administratieve afhandeling geworden. Er zijn dus de laatste jaren geen Kroonbenoemingen meer geweest, waarbij de regering een gemeente een door Den Haag gekozen burgemeester door de strot duwde. De huidige praktijk ontwikklet zich dus in een richting die wij nastreven. Gemeenten kunnen bovendien – zoals we de laatste jaren ook steeds vaker zien - zelf besluiten om de bevolking een stem te geven, bijvoorbeeld door een referendum te organiseren. Materieel komt deze praktijk en de ontwikkelingen die daarbinnen nog mogelijk zijn, dichtbij wat GroenLinks wenselijk acht en in zijn verkiezingsprogramma heeft staan: de gemeenteraad moet zijn eigen burgemeester kunnen kiezen. De route die De Graaf wilde inslaan brengt ons daar alleen maar verder van af. Dan kan toch niet in alle redelijkheid van ons verwacht worden dat wij daar aan meewerken. 
● Voor GroenLinks is een vast uitgangspunt dat het primaat van de lokale democratie ligt bij de gemeenteraad. Het dualisme heeft dat primaat al enigszins aangetast en menig gemeente worstelt er nu mee om een goed evenwicht te vinden tussen het College van B&W en de gemeenteraad. Dat systeem moet je niet verder uit het lood trekken door daar een gekozen burgemeester aan te hangen die zich uiteraard niet voor niets laat kiezen en de macht verder naar zich toe zal trekken. In de feitelijke organisatie van de lokale democratie zoals wij die wenselijk achten blijft een gekozen burgemeester een wezensvreemd element. Je probeert twee systemen met elkaar te verenigen die elkaar niet verdragen. Dus als je de gekozen burgemeester zou willen invoeren, dan moet je er ook echt een presidentieel systeem van maken, zoals de VVD nu ook voorstelt. Dat zou, weliswaar niet de onze, maar toch een  consequente keuze zijn, maar De Graaf hutselde de twee systemen door elkaar heen wat op het lokale niveau alleen maar tot chaos en onduidelijkheid zou leiden. Daar moet je niet aan willen beginnen.
● De meest populaire lokale politicus is momenteel de burgemeester. In vrijwel alle gemeenten – groot en klein – kennen de bewoners hun burgemeester. Hij is de meest geaccepteerde en gewaardeerde bestuurder, inderdaad een burgervader (of –moeder). Dat vloeit voort uit ons bestuurlijk systeem, die de burgemeester als het ware boven de partijen en het wethouders-gekissebis uittilt. Die populariteit dankt de burgemeester dus niet aan zijn persoonlijke uitverkiezing, maar uit de wijze waarop hij/zij zijn ambt kan bekleden. Dat is een waarde op zich. Dat verandert natuurlijk als de burgemeester zich aan de hand van een politiek programma moet profileren. Dan verandert hij van iemand die boven-de-partijen-staat in iemand die partij is.  Die is er niet langer primair voor alle burgers, maar vooral voor zijn eigen politieke programma, want daar wordt hij op afgerekend. Ik vind – maar daar lopen binnen GroenLinks de meningen over uiteen – een dergelijke politisering van het burgemeesterambt een ontwikkeling die onnodig tornt aan een waardevolle traditie in de Nederlandse bestuurscultuur. Beter een populaire burgemeester, dan een populistische burgemeester.
● Een argument dat weinig aan bod komt betreft de verandering van het ambtelijk apparaat onder een regime van een gekozen burgemeester. We hebben in Nederland momenteel een ambtelijk apparaat dat gebaseerd is op professionaliteit en deskundigheid. Het is dienstbaar aan de politiek, maar leunt daarbij sterk op een eigen professionaliteit. Voor de continuïteit en zorgvuldigheid van het openbaar bestuur is dat een grote waarde. Maar die traditie komt onder druk te staan als dat apparaat onder een rechtstreeks gekozen politicus komt te staan. Die wil het apparaat naar zijn persoonlijk-politieke hand zetten, zoals dat in Amerika bijvoorbeeld ook gebeurt, waarin na elke verkiezing hele ambtelijke apparaten worden vervangen door de nieuwe zetbazen van de nieuwe leider. Zo’n vaart zal het in Nederland natuurlijk niet direct lopen, maar een langzame politisering van het ambtelijk apparaat zal onvermijdelijk zijn. Dat is geen goede ontwikkeling. 

Kortom, reden genoeg om de deur die deze onwenselijke, misschien zelfs wel on-Nederlandse, ontwikkelingen mogelijk moet maken op slot te houden. Dat dat dinsdagavond in Den Haag is gebeurd is vervelend voor de obsessie van D66, het is een persoonlijk drama voor De Graaf, maar voor wie waarde hecht aan bestaande democratische tradities van het openbaar bestuur in dit land is het pure winst. Misschien is het een idee om in alle commotie die kant van de zaak ook eens mee te nemen. Men kan immers senatoren niet verwijten dat zij hun werk doen.

Jos van der Lans is publicist en Eerstekamerlid voor GroenLinks.

Zie ook: www.josvdlans.nl