Op de Forum-pagina van de Volskrant van 26 maart en 30 maart 2005 roerden de GroenLinks-senatoren Jos van der Lans en Leo Platvoet zich in de discussie over de gekozen burgemeester. Daarop reageerde de publicist Dick Pels met het verwijt dat de afkeer van links voor de personendemocratie bewijst dat de lessen van Fortuyn niet aan links besteed zijn. Beide senatoren beschouwen dat als een compliment, en leggen in een reactie nog eens haarfijn de linkse houdbaarheid van hun denkwijze uit.

Dick Pels verwijt links in zijn opiniebijdrage in de Volkskrant van 31 maart dat de lessen van de Fortuyn-revolutie niet aan hun besteed zijn geweest. Wij zijn zo vrij om dat als een compliment te beschouwen. Want de politici die zich bij herhaling beroepen op de geest van Pim zijn het spoor bijster, verkwanselen hun verkiezingsprogramma’s, flipperkasten met hun principes en hebben maar een zorg: hoe komen wij over in de media. Daarbij roepen ze DE BURGER aan als een soort heilige opdrachtgever. Wij doen daar liever niet aan mee. Onze aandrang, zo die ooit  heeft bestaan, om tot deze schare van nieuwe politici gerekend te mogen worden, neemt met de dag af. Maar desalniettemin waarderen wij de volhardendheid van Pels om ons in die richting te bekeren. Blijf volhouden, Dick.
 Pels verwijt links angst als het gaat om de verpersoonlijking van de politiek. De media hebben de debatfunctie overgenomen van de politieke partijen en dat leidt tot meer ‘prersoonsgebonden vormen van politieke representatie’. Je moet wel heel dom zijn om dat te ontkennen, maart het is wel heel goedkoop om op basis van deze constatering een principieel politiek meningsverschil als een psychologische karaktertrek van links (‘angst’) te duiden. Het is ook feitelijk onjuist. Links heeft als het gaat om voorstellen om het bestuur dichter bij burgers te brengen een aanzienlijk grotere staat van dienst dan de huidige kampioenen van bestuurlijke vernieuwing. Daarbij hanteerde links één uitgangspunt: het primaat rust bij het gekozen orgaan. Niet de president, of de regering is de baas in Nederland, maar het parlement. Niet de burgemeester, of het college van B&W heeft het laatste woord, maar de gemeenteraad.
 Tegenover deze – inderdaad door ons zeer gekoesterde – parlementaire democratie staat het stelsel van de presidentiele democratie. De kiezer kiest daarbij twee machtssystemen: de president (of  burgemeester) en het parlementaire orgaan. Daarbij verschuiven allerlei belangrijke bevoegdheden –en dus het primaat-  van parlement (of gemeenteraad) naar de president (of burgemeester). Dat daarmee de macht verpersoonlijkt laten alle presidentiële stelsels in de wereld zien.
  Zo’n presidentieel stelsel is als systeem goed verdedigbaar – de VVD maakt zich nu ook op om dat te gaan bepleiten -  maar je kan het niet aan de man brengen als een vergroting van de invloed van burgers bij de democratische besluitvorming. Dat is investeren in een nog groter ongenoegen. Ook het argument dat daarmee de democratie ‘direct’ zou worden is volkomen uit de lucht gegrepen. Een vorm van directe democratie is een beslissend referendum. Een door de bevolking gekozen burgemeester is echter een vorm van vertegenwoordigende democratie.  Waar dergelijke presidentiële systemen functioneren is de democratische participatie van burgers niet groter dan in Nederland, sterker deze systemen verkeren in een vergelijkbare, en vaak ergere, legitimatiecrisis. 
 Vandaar dat wij – inderdaad: sinds jaar en dag – pleiten voor een hervorming van het democratisch systeem, waarin het primaat blijft bij het gekozen orgaan, dan wel zeggenschap direct in handen van de burgers wordt gelegd, bijvoorbeeld via referenda. Dat is een principiële keuze. Dat macht zich niet in enkele personen moet concentreren, maar open en toegankelijk moet zijn, is bovendien  een heel houdbaar klassiek links thema. Wie personen voorop zet, maakt de democratie bijvoorbeeld makkelijker toegankelijker voor mensen die hun mediacampagnes kunnen financieren dan voor mensen die het louter van hun ideeën moeten hebben. Ook dat bewijst de praktijk van bestaande op personen gerichte stelsels, en wat is er mis om daar rekening mee te houden? Dat de media steeds meer invloed hebben op het politieke debat,  hoeft toch niet te betekenen dat daarmee het politieke en bestuurlijke domein zich moet voegen naar de dynamiek van de media?  Sterker, wie de democratie hoog acht, zou zich eerder de omgekeerde vraag moeten stellen:  hoe beschermen wij onze democratie tegen de grilligheid van de media?
 Laten we wel zijn: het is toch op zijn minst merkwaardig dat in Nederland maar weinigen enthousiast kunnen worden over een rechtstreeks gekozen minister-president, terwijl de regering een vergelijkbaar systeem wel goed acht voor de lokale democratie. Vrijwel niemand uit de Haagse politieke elites van dit land (zelfs D66 maakt zich er niet hard voor) acht het wenselijk dat de Tweede Kamer niet het laatste woord zou hebben bij het benoemen van de minister-president, maar het land is te klein als er mensen zijn die menen dat de gemeenteraad datzelfde recht toekomt. Fraaie Haagse vernieuwing is dat: wat je anderen verplicht durf je voor jezelf niet eens te overwegen.
Het is dus geen conservatisme dat ons er toe heeft gebracht om De Graaf de pas af te snijden, maar een fundamenteel verschil van mening. Wij hebben meer met gekozen organen dan met gekozen personen. En daar schamen wij ons niet voor. Het is niet voor niks dat D66 naar rechts moest overlopen om deze hervormingsagenda binnen te halen, want er is weinig links aan te ontdekken. Draagt het bij aan het toegankelijker maken van de macht, wordt de macht doorzichtiger, beter controleerbaarder? Het bewijs daarvoor is nooit geleverd.
 Maar dat betekent niet dat links geen hervormingsagenda heeft. Binnen het stelsel van parlementaire democratie en het daarbij passende primaat van democratisch gekozen organen valt er veel te verbouwen. Om op het lokale niveau te blijven: de positie van de gemeenteraad moet verder worden versterkt door professionele ondersteuning, zodat ze met eigen initiatieven een tegenwicht kan bieden aan het college van B. en W. Lokale politici moeten persoonsgebonden budgetten krijgen, eigen websites, noem maar op. De mogelijkheid om zich persoonlijker te manifesteren, en de politiek bij de burger te brengen moeten zonder aarzeling worden vergroot. Maar ook de bevolking moet meer directe zeggenschap krijgen, bijvoorbeeld door het recht om beslissende referenda af te dwingen en het overhevelen van budgetten voor buurtbeheer naar bewonersgroepen. Maar dit alles moet wel gebeuren binnen het raamwerk van de parlementaire democratie met een primaat bij de raad of het parlement, want dat is een traditie die niet omdat Fortuyn aan de boom heeft geschud  zomaar bij het grofvuil gezet dient te worden.
 Inderdaad, Fortuyn droomde van het minister-presidentschap. Hij had zich ook graag laten verkiezen, misschien was het hem zelfs gelukt. Het was een droom over presidentiële allure, over de grandeur van politiek leiderschap, over daadkracht en besluitvaardigheid. Maar over verantwoording afleggen aan het parlement, over de noodzaak van parlementair debat, over het belang van het parlementaire handwerk, daar hoorde je hem niet over. Daar was hij te groot voor, dat was geneuzel, oude politiek. Inderdaad, die lessen zijn aan links niet besteed. Daarvoor is de parlementaire democratie ons te lief.

Jos van der Lans en Leo Platvoet zijn Eerste-Kamerleden van GroenLinks